maandag 5 september 2016

Nu ik heb leren lopen,

zal ik het nooit meer opnieuw kunnen leren (Walter Benjamin)



"Of misschien houd ik er wel van met een boek bezig te zijn. Vind ik het fijner te schrijven dan iets te hebben geschreven. Misschien blijf ik liever daar, houd ik mezelf liever op in die tijd, leef ik liever samen met die jaren, met het achtervolgen van ongrijpbare beelden die ik voorzichtig herhaal. En zie ik ze liever vaag voor me dan helemaal niet. Blijf ik liever daar, en kijk naar ze." (p. 66)
"De roman is de roman van de ouders, dacht ik toen, denk ik nu. We groeiden op met die gedachte, dat de roman iets van onze ouders was. Dat zij verdoemd waren tot dat schemergebied, waar wij, opgelucht, ook mochten schuilen. Terwijl de volwassenen elkaar vermoordden of dood waren, zaten wij in een hoekje tekeningen te maken. Terwijl het land ten onder ging, leerden wij praten, lopen, servetten tot een bootje of een vliegtuig vouwen. Terwijl de roman plaatsvond, speelden wij verstoppertje, leerden wij hoe we konden verdwijnen." (p. 67-68)
"Ik herinner me nog altijd die middag dat de docente zich naar het schoolbord omdraaide en de woorden proefwerk, vrijdag, aanstaande, Madame, Bovary, Gustave en Flaubert op het bord schreef. Met elke letter werd het stiller en aan het eind hoorde je alleen nog maar het trietse gekras van het krijtje." (p. 68)
"Destijds kenden wij de namen van de bomen of de vogels niet. Maar dat was ook niet nodig. We konden met weinig woorden leven en het was mogelijk op elke vraag hetzelfde antwoord te geven: ik zou het niet weten. We vonden niet dat dat onwetendheid was. We noemden het eerlijkheid. Later leerden we beetje bij beetje de nuances daartussen kennen. De namen van de bomen, van de vogels, van de rivieren. En we besloten dat elke zin beter was dan zwijgen... Maar ik heb iets tegen nostalgie... Nee, dat is niet waar. Ik zou iets tegen nostalgie willen hebben." (p. 73) 
Alejandro Zambra, Manieren om naar huis terug te keren. Vert. Luc de Rooy. Karaat, Amsterdam, 2012.